Het werk van Bea de Roo (1967) neemt haar kijkers mee in een vervreemdende wereld gevuld met verschillende dierlijke en menselijke figuren. De Roo begint vanuit emotie waar het onderbewuste en het rationele een samenwerking aan gaan. De wereld die hieruit voortkomt lijkt donker en vreemd, figuren kijken je indringend aan vanaf het doek of papier en je wordt bijna gedwongen om terug te kijken. Wanneer je de tijd neemt om terug te kijken lijkt de wereld zich voor je te openen.

De Roo werkt onderzoeksgericht en wil graven in een thema, op zoek naar de diepere lagen. Terugkerende thema’s zijn familiefoto’s en de geschiedenis van haar moeder en daarmee ook de geschiedenis van de Roo zelf. Het werk van de Roo is erg persoonlijk maar opent zich ook naar haar toeschouwer. Wanneer deze de tijd neemt om door de lagen van het werk heen te lopen zal de kijker merken dat het eerst vreemde werk een bekende wereld begint te worden waar eigen emotie en herinnering in terugkomen.